Door de strot
Dit stuk verscheen in De Standaard Avond van 3 april 2014
De Vlaamse varkenssector staat al jarenlang onder grote economische druk. De problemen werden nog aangescherpt doordat Rusland onlangs de markt sloot voor Europees varkensvlees, zogezegd uit vrees voor varkenspest. De oplossing die de sector bedenkt is ingenieus: massaal varkensvlees promoten.
Zowel uit de hoek van de gezondheid, het milieu als het dierenwelzijn klinkt de boodschap dat we minder vlees moeten eten elk jaar luider en dapperder. Vleesproductie en -consumptie worden beschouwd als een van de grootste milieuproblemen van deze tijd. Wat gaan we doen? Aan de hand van reclame de consumptie opdrijven en het varkensvlees bij wijze van spreken door de strot van elke Vlaming duwen.
Dat de sector, die moet instaan voor zijn eigen voortbestaan, zo denkt en handelt hoeft verwondering noch verontwaardiging op te wekken. Maar daarnaast zijn er andere actoren in het spel. De sector wordt vertegenwoordigd door VLAM, het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing. De campagnemiddelen van VLAM komen grotendeels van de landbouwbedrijven zelf, maar VLAM wordt voor zijn algemene werking gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, en ontvangt voor bepaalde projecten ook heel wat Europese subsidies. Publiek geld dus.
Wat VLAM graag verder vermarkt ziet, wordt nutritioneel gepromoot door NICE (Nutrition Information Center), een onderdeel van VLAM. Je kan er donder op zeggen dat in de voedingsinfo die NICE naar zowel leken als gezondheidsprofessionals verspreidt, varkensvlees de nodige aandacht zal krijgen.
Dan zijn er de media. Op de reclame - pardon, “boodschappen van algemeen nut” - die VLAM op de VRT zal voeren, krijgt ze sowieso korting. Er komen publireportages - u weet wel, die betaalde, half inhoudelijke ondingen - in verschillende kranten (waaronder ook deze), in bladen als Libelle (om de consumptie op te krikken bij de vrouwelijke, minder vlees etende consument), en er is natuurlijk een samenwerking met kookprogramma’s. In 2013 betaalde VLAM aan de VRT bijna 300.000 euro voor haar partnership met Dagelijkse Kost. Mag ik Jeroen Meus vriendelijk voorstellen om tussen de soep en de patatten even stil te staan bij de gedachte dat zijn impact op de eetgewoonten van de Vlaming wellicht groter is dan die van alle gezondheidsorganisaties samen?
Ik begrijp natuurlijk het ijzeren dictaat van de economische wetmatigheden - ook voor de media zijn het harde tijden en advertentie-inkomsten zijn welgekomener dan ooit. Het jammere is dat we in dagen van crisis als maatschappij in de eerste plaats onze toevlucht nemen tot beproefde modellen en kortetermijndenken. Vooral omdat het gaat om problemen - overproductie, oversubsidiëring, overintensifiëring - die systemisch van aard zijn en eigen zijn aan het landbouwmodel dat we zelf ontwikkeld hebben.
Deze week nog stond in alle media dat we niet voldoende voorbereid zijn op de gevolgen van de klimaatverandering. We vragen, om deze en andere redenen, bescheiden en voorzichtig, om vlees te matigen, maar prijzen het tegelijkertijd als maatschappij gezamenlijk aan. Hoe kan je verwachten van burgers dat ze op de gewenste manier handelen als je hen continu tegenstrijdige boodschappen geeft? Hoe kan je verwachten dat we naar meer duurzaamheid evolueren als we voortdurend paniekvoetbal spelen en de economie vooralsnog altijd het laatste woord geven?
Kunnen we een klein beetje creatiever zijn alstublieft?
De Vlaamse varkenssector staat al jarenlang onder grote economische druk. De problemen werden nog aangescherpt doordat Rusland onlangs de markt sloot voor Europees varkensvlees, zogezegd uit vrees voor varkenspest. De oplossing die de sector bedenkt is ingenieus: massaal varkensvlees promoten.
Zowel uit de hoek van de gezondheid, het milieu als het dierenwelzijn klinkt de boodschap dat we minder vlees moeten eten elk jaar luider en dapperder. Vleesproductie en -consumptie worden beschouwd als een van de grootste milieuproblemen van deze tijd. Wat gaan we doen? Aan de hand van reclame de consumptie opdrijven en het varkensvlees bij wijze van spreken door de strot van elke Vlaming duwen.
Dat de sector, die moet instaan voor zijn eigen voortbestaan, zo denkt en handelt hoeft verwondering noch verontwaardiging op te wekken. Maar daarnaast zijn er andere actoren in het spel. De sector wordt vertegenwoordigd door VLAM, het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing. De campagnemiddelen van VLAM komen grotendeels van de landbouwbedrijven zelf, maar VLAM wordt voor zijn algemene werking gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, en ontvangt voor bepaalde projecten ook heel wat Europese subsidies. Publiek geld dus.
Wat VLAM graag verder vermarkt ziet, wordt nutritioneel gepromoot door NICE (Nutrition Information Center), een onderdeel van VLAM. Je kan er donder op zeggen dat in de voedingsinfo die NICE naar zowel leken als gezondheidsprofessionals verspreidt, varkensvlees de nodige aandacht zal krijgen.
Dan zijn er de media. Op de reclame - pardon, “boodschappen van algemeen nut” - die VLAM op de VRT zal voeren, krijgt ze sowieso korting. Er komen publireportages - u weet wel, die betaalde, half inhoudelijke ondingen - in verschillende kranten (waaronder ook deze), in bladen als Libelle (om de consumptie op te krikken bij de vrouwelijke, minder vlees etende consument), en er is natuurlijk een samenwerking met kookprogramma’s. In 2013 betaalde VLAM aan de VRT bijna 300.000 euro voor haar partnership met Dagelijkse Kost. Mag ik Jeroen Meus vriendelijk voorstellen om tussen de soep en de patatten even stil te staan bij de gedachte dat zijn impact op de eetgewoonten van de Vlaming wellicht groter is dan die van alle gezondheidsorganisaties samen?
Ik begrijp natuurlijk het ijzeren dictaat van de economische wetmatigheden - ook voor de media zijn het harde tijden en advertentie-inkomsten zijn welgekomener dan ooit. Het jammere is dat we in dagen van crisis als maatschappij in de eerste plaats onze toevlucht nemen tot beproefde modellen en kortetermijndenken. Vooral omdat het gaat om problemen - overproductie, oversubsidiëring, overintensifiëring - die systemisch van aard zijn en eigen zijn aan het landbouwmodel dat we zelf ontwikkeld hebben.
Deze week nog stond in alle media dat we niet voldoende voorbereid zijn op de gevolgen van de klimaatverandering. We vragen, om deze en andere redenen, bescheiden en voorzichtig, om vlees te matigen, maar prijzen het tegelijkertijd als maatschappij gezamenlijk aan. Hoe kan je verwachten van burgers dat ze op de gewenste manier handelen als je hen continu tegenstrijdige boodschappen geeft? Hoe kan je verwachten dat we naar meer duurzaamheid evolueren als we voortdurend paniekvoetbal spelen en de economie vooralsnog altijd het laatste woord geven?
Kunnen we een klein beetje creatiever zijn alstublieft?
Reacties
Een reactie posten
anonieme reacties worden niet gepubliceerd